“Rubber, anders wordt de oorlog voortgezet” (over het jongste boek van Zana Etambala)
CongoForum-redacteur Paul Verbraeken las het nieuwe boek van Mathieu Zana Etambala, ‘Veroverd, bezet, gekoloniseerd. Congo 1876-1914’. Hij geeft zijn indrukken over dit nieuwe werk.
“Ik heb elk van hen negenhonderd zweepslagen laten geven”. “Twaalf vrouwen werden onthoofd omdat er nog een blad lag op de geveegde koer”. “Wij hebben 2.838 patronen geschoten, 1.346 gedode inlanders”. “Luitenant Bollen heeft de streek veroverd door alle chefs te executeren die hadden deelgenomen aan die valse agressie”.
Slechts enkele, lukrake citaten uit de honderden en honderden wreedheden die de net gepensioneerde Mathieu Zana Etambala bovenspitte in zijn lijvige boek ‘Veroverd, bezet, gekoloniseerd. Congo 1876-1914”.
Laten we het maar meteen duidelijk zeggen: deze turf van 425 bladzijden plus 24 pagina’s voetnoten is een must voor al wie de bloedige beginfase van de koloniale geschiedenis van ex-Belgisch-Congo grondig wil kennen. Bedoeld is Congo-Vrijstaat, de speeltuin van de absolutistische vorst die onze Leopold II daar in ‘bij-job’ was. Maar ook de eerste jaren onder Belgisch bewind waren geen hemel op aarde voor de volgens de toenmalige propaganda dankbaar knikkende zwartjes. Zoals de titel het dan ook bondig maar juist samenvat: er was verovering en bezetting met al het geweld dat we ons daarbij moeten voorstellen.
Al langer bekend
Wie zich ook maar een beetje voor Congo interesseert, kent uiteraard die beschamende Leopold II-fase. Zana Etambala zegt een autopsie te willen maken van de ‘karikaturale’ heilsgeschiedenis die de blanken (Belgen) van hun komst naar Congo hebben gemaakt. Maar die geschiedenis is reeds lang doorprikt. Leopold II is reeds lang van zijn symbolische voetstuk gevallen.
In de jaren tachtig was het Daniël Vangroenweghe die op nog steeds onovertroffen wijze de ware aard van het ‘rode rubber’ aantoonde. Met bovenal de schuld van de beursgebonden concessiemaatschappijen, bestuurd door de financiële fine fleur van Brussel en Antwerpen. Zij waren het die, dividendplichtig aan Leopold, hun ‘agenten’ in Congo beloonden voor elke kilogram rubber die ze van de zwarte bosbevolking afpersten. Hoe dat gebeurde, interesseerde die heren – en Leopold II – niet of wilden ze niet weten. Kort na Vangroenweghe was het de Belgische diplomaat Jules Marchal die eerst onder het pseudoniem A.M. Delathuy, en na zijn pensionering onder eigen naam, de wreedheden nog meer uitdiepte.
De sympathieke Zana Etambala gaat te veel uit van die voorkennis. Pas op pagina 92 duiken voor het eerst de ‘kapita’ op, de gewapende zwarte maar steeds vreemde agenten die ter plaatse, in opdracht, de rubber moesten verzamelen. En pas op pagina 279 lezen we voor het eerst over het nefaste, perfide ‘systeem van premies’ dat de échte motivatie was voor al deze misselijk makende wreedheden.
Zana Etambala wil niet heel die geschiedenis nog eens schrijven. Hij spitst zich toe op vier specifieke zones: het Bakuba-volk in Kasai, het uiterst funeste Kroondomein van Leopold II, de Evenaarszone met de ABIR en de Anversoise en het zeer ruim genomen Ituri-gebied.
Om met dat laatste deel te beginnen: ook dat vierde hoofdstuk is boeiend en brengt veel details aan maar het hangt er maar wat aan. Het is ook veel ‘milder’. Over de Luipaardmannen, zoals de titel op pagina 324 belooft, komen we eigenlijk niet veel te weten.
Anekdotisch
In de eerste casestudies zoomt Zana zeer gedetailleerd, zeer anekdotisch in op de figuren die op het terrein de verovering én de bezetting concreet waarmaakten. Zelf waarschuwt hij weliswaar niet alles te willen afwentelen op de ‘kleine tactische handelsagenten’, soms echte monsters. ‘Een palaver’ bleek meestal regelrechte oorlog met moord, brandstichting, plundering, gijzeling, verkrachting en vrouwenroof. Of zoals Zana het enkele keren heftig verwoordt: regelrechte psychopaten, moordenaars, uitschot. De kracht van Zana is dat hij vaak uit persoonlijke, nog niet eerder aangeboorde bronnen zoals dagboeken citeert. Tegelijk vergelijkt hij steevast hoe de officiële Belgische Koloniale Biografie die psychopaten destijds kritiekloos verheerlijkte.
Vooral voor de heroïsche maar in westerse ogen toch primitieve Bakuba én voor het sinistere kroondomein brengt Zana massa’s gruwelgetuigenissen aan. Met te weinig oog voor de bredere systematiek die deze schande mogelijk maakte. Hij heeft ook geen enkel begrip voor de toenmalige tijdsgeest en de onvoorstelbare ideologische kloven die onze maatschappij verdeelden. Zo beschrijft de koloniale ambtenaar Fernand Wilmet in zijn dagboek anno 1907 dat “al die paters vuile boeren zijn, zonder opvoeding en opleiding die hier de roofgierigheid van de bevolking van het Vlaamse platteland brengen”. Dan stellen dat dit ‘niet altijd is ingegeven door antiklerikalisme’, het lijkt me onvoorzichtig om zo’n bron zomaar te geloven.
Wat niet belet dat Zana, zeker in het verstikkende gebied van de Companie du Kasai’, aantoont hoe sommige religieuze ordes regelrecht samenwerkten met die uitbuitingsmaatschappij. Ja, zelfs een tijdlang meewerkten in de rubberslavernij (p. 69, 77, 125, 131) en een enkeling ook een moord beging (p. 81).
Racisme
De anekdotische aanpak vanuit een hedendaagse visie brengt de auteur er toe vrijwel alle kolonialen tot racisten te verklaren. Zelfs de Britse consul Roger Casement (p. 187) en de zwarte protestantse dominee William Sheppard (p. 51) blijken sluipend racistisch. Die laatste dan omdat hij graag ‘de nadruk legt op fenomenen als kannibalisme, afgoderij, bijgeloof, hekserij, regenmakers’. Zana lijkt niet te kunnen aanvaarden dat dit écht afschuw opriep.
Door zijn morele verontwaardiging laat Zana de lezer vaak op zijn honger over al of niet oprechte bijsturingen door de Belgische/Congo Vrijstaat-overheid. Daardoor geeft hij soms de indruk meer aanklager dan onderzoeksrechter te zijn. Zo lezen we (p. 117) dat de vice-gouverneur-generaal, geschrokken door de vele blanke misdrijven, ‘meent dat er een bijna veralgemeend systeem van uitbuiting’ is. Hoezo geschrokken? En sectorhoofd de Grünne (p. 119) wijst er op dat de werkwijze van de Compagnie du Kasai “absoluut tegengesteld was aan de wetten van de kolonie maar ook inging tegen de reglementen van de CK”. Hoezo wetten? We willen best geloven dat dit allemaal ongeloofwaardige schijn was, maar waarom waren die er dan? Wel leren we dat liefst één derde van de vervolgde CK-ambtenaren beschuldigd werd van moord (p.114) én er slechts één in de cel belandde. Terecht wijst Zana er overigens op (p. 282) dat “ze in Brussel absoluut niet konden beweren dat die afschuwelijke dingen niet gebeurden of ze er niets van afwisten”.
Waarom?
Zana Etambala confronteert de lezer met een ontstellende massa aan bewijzen van de wreedheid en de hebzucht waarmee het opengooien van Congo gepaard ging. Waar hij, evenals destijds Vangroeneweghe en Marchal, me het meest onvoldaan laat, is een ontrafeling van de branie en arrogantie waarmee het Westen – hier dan Leopold IIen België – zich het recht toeëigenden om de wereld te annexeren. Vanuit mijn, jawel, eigentijdse blik blijf ik er me over verwonderen dat nergens uit de vele, vele bronnen ook maar enig begrip blijkt voor het verzet van de inlandse bevolking. Noch bij de kolonisatoren, noch bij de missionarissen. De bevolking moést blij zijn met de aangereikte beschaving. Uit vrijwel geen enkel document blijkt zelfs maar een begin van introspectie rond de vraag: met welk recht kwamen we daar?
Wat Zana zeker duidelijk maakt: de Belgische Koloniale Biografie staat bol van valse heldhaftigheid en is dringend aan herwerking toe.
© CongoForum – Paul Verbraeken, 14.04.20
Mathieu Zana Etambala, Veroverd, bezet, gekoloniseerd Congo 1876-1914, 2020, Uitgeverij Sterck & De Vreese, 39,9 euro. ISBN : 9789056155148